-
1 saw
n. zaag; spreuk, gezegde--------v. zagen, afzagen, doorzagensaw1[ so:] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————saw2〈voltooid deelwoord ook sawn [so:n]〉1 zagen ⇒ gezaagd worden, zich laten zagen♦voorbeelden:1 heen en weer/op en neer bewegen ⇒ zagen, zaagbewegingen maken (met)♦voorbeelden:♦voorbeelden:1 saw down a tree • een boom om/afzagensaw off • afzagensaw up • in stukken zagen, opzagen————————saw3→ see see/ -
2 this wood saws easily
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский